Postgeschiedenis van Udenhout

opgetekend door C.A. van Iersel

In relatie tot de familie Scholtze.

Deze postgeschiedenis is opgetekend naar aanleiding van familieoverleveringen,
deze kloppen niet geheel met de historische feiten.
Verhaal overgenomen uit weekblad de Wegwijzer voor Udenhout en Biezenmortel
2de jaargang 1968.

Het postagentschap van Udenhout.
Alvorens te gaan vertellen over het postagentschap Udenhout een woordje vooraf
over “Tante Post”.

Het is zeker dat zo oud als het mensdom is, dat het overbrengen van berichten
noodzakelijk is geweest. Iedere verzender van brieven of berichten was voordat
de post bestond genoodzaakt een eigen bode te zenden, wat betekende dat de verzending
van een briefslechts mogelijk was indien de verzender de financiële

Middelen had een bode erop na te houden of er een te huren. Naarmate Europa
meer bevolkt geraakte werd de noodzaak van een regelmatig en vooral ook goedkoper
vervoer van post ingezien. En het Frans de La Tour et Tassis

(1450-1517) welke een eerste regelmatige postdienst organiseerde. Een zijner
nakomelingen werd voor zijn verdiensten op dit gebied zijn land bewezen tot
de adelstand verheven. Zij werden de postmasters met de grote P; waarover ik
u wil vertellen zijn de postmeesters met een kleine p.

De post is geen vervoermiddel; de post is volgens “Lombart”een verzamel-instituut
welke brieven, pakketten en goederen op één plaats doet verzamelen
om deze daarna door te sturen en te bezorgen. Voor het merendeel maakt ze gebruik
van vervoermiddelen van anderen. In ons land werkten eerst de boden en de schippersposten
later samen met inmiddels gekomen postmeesters van verschillende steden welken
reeds in de 16e eeuw officiële bodediensten erop nahielden.

In 1752 werd de Statenpost Holland opgericht. Met ingang van 1799 werden alle
posterijen nationaal verklaard. Het grote probleem in de verzending was; zijn
de verschuldige portokosten voldaan? Wat een administratieve romslomp medebracht
en naarmate het postverkeer toenam naar vereenvoudiging werd uitgezien. Het
is de eer aan Engeland waar de postzegel werd uitgebracht, die als bewijs dat
het verschuldige recht betaald werd op de te verzenden brief geplakt werd. Het
was in 1850 tijdens het ministerie van Thorbecke dat de eerste post-wet in Nederland
tot stand kwam.

Twee jaar later werd als gevolg hiervan in navolging van Engeland, de eerste
postzegel uitgegeven. In 1891 werd tenslotte de thans regerende postwet in-gevoerd
en met deze post ontstond een gemeenschappelijke bode, die voor gezamenlijke
rekening werkte. Een ieder kon voor een bescheiden bedrag over deze duizenden
boden beschikken die meestal met een te respecteren snelheid het poststuk ter
gewenste plaats bezorgen.

Om nu terug te komen op de postzegelgeschiedenis van Udenhout en de daarmede
verbonden familie Scholtze eerst nog het volgende.

De familie Scholtze is van Duitse oorsprong. Volgens de familieoverlevering
was de stamvader geboren in Brunswijk (Braunschweig). Deze werd bij een regiment
ingelijfd dat afkomstig uit Pruisen ter beschikking van stadhouder Willem de
vijfde werd gesteld.

De Heer Scholtze wiens naam oorspronkelijk als Schültze, dus met een u
met umlaut geschreven werd, distangeerge zich van dit regiment en vestigde zich
in

’s-Gravenhage. Hun zoon Jan ging in 1797 tot de R.K. Godsdienst over hetwelk
voor deze streng Luteraanse familie de reden was hem te doen verbannen. Hij
kwam met zijn gezin in Noord Brabant terecht en werd in 1803 te Udenhout als
postmeester aangesteld. Deze eerste postmeester – met een kleine p! –
van Udenhout genoot een vast salaris (gaat u er even voor zitten) van ƒ.
25.—per jaar. Zijn taak was om brieven en poststukken naar ’s-Hertogenbosch
te brengen en andere daar af te halen. Voor het verzenden van deze poststukken
moest

10 cent betaald worden. 5 Cent daarvan was voor de postmeester, het overige
deel moest aan het poststation afgedragen worden die dan voor verdere verzending
van deze poststukken zorgden. De reis1 naar ’s-Hertogenbosch ging natuurlijk
te voet en om deze reis meer rendabel te maken kocht de heer Scholtze onderweg
kippen om deze met een paar centen winst weer te verkopen. Aanvankelijk vervoerde
hij deze waar in een mars, dit is een platte mand, op de rug. Hij woonde in
een dubbel “woonhuis”naast de Ploegweide in de Slimstraat. Zijn
huis had in de volksmond de veelbetekende naam van “Varkenskooi”gekregen.
Zijn bedoening floreerde echter zo goed dat hij zich na enige tijd de weelde
van drie trekhonden kon veroorloven welke voor en onder de trekkar gespannen
werden. Wanneer het gehele span dan des avonds vermoeid thuis kwam en de legerstede
ging opzoeken dan waren het de honden die het eerst de bedstede inkropen. Daarna
de heer Scholtze en zijn vrouw en zij genoten alle vijf van een heerlijke nachtrust.

Wanneer de heer Jan Scholtze zijn functie als postmeester neerlegde is niet
bekend. Wel dat zijn zoon Martien hem opvolgde. Deze werd op 24 januari 1801
te ’s-Gravenhage geboren. Op zijn overlijdensacte staat; Op 4 februari
1867 is te Udenhout overleden Martien Scholtze, weduwnaar, van beroep gepen-

Sioneerd brievengaarder, geboren te ’s-Gravenhage zoon van Jan Scholtze
en Anna Maria Schoenmakers. Martien Scholtze werd opgevolgd door zijn zoon Adriaan
welke 21 januari 1834 te Udenhout geboren werd en het beroep schoen-

maker leerde. Deze huwde in 1867 met Petronella Copal. Het was tijdens deze
postmeester dat door het ministerie van Thorbecke de postzegel werd ingevoerd
waardoor het postwezen veranderde en het gebruikelijke betalen bij ontvangst
van de brief of het opschrift “port betaald”door de afzender werd
vervangen door de postzegel. De postzegels en de andere stukken bewaarde de
heer Scholtze in een platte trommel welke hij op zijn werkstoel had staan want
hij was schoenmaker van zijn beroep en de post in deze bijzaak. Naarmate de
post zich meer ontwikkelde kwam het beroep schoenmaker in gedrang en tenslotte
werd de heer Scholtze officiëel aangesteld als brievengaarder. De poststukken
werden nu gehaald en gebracht door een bode. Jantje den Booij genoemd. Hij woonde
te Tilburg waar thans de Korenbloemstraat is. De heer Scholtze woonde toen met
zijn gezin in de Kreitenmolenstraat thans nr. 30. In datzelfde huis woonde Jan
van Haaren en G. Robben, dit is de middelste woning van de blok van drie woningen.
Jantje de Booij bleek een praktisch mens te zijn die zijn werk zo effectief
mogelijk deed. Wanneer Jan zijn poststukken in ontvangst genomen had dan stapte
hij via de Enschotsebaan door Enschot en Berkel via het Berkels akker naar de
moestuin van Jan Scholtze, liep deze van achter naar voor door, de achterdeur
bij Scholtze binnen, verwisselde in “postkantoor”de poststukken,
ging door de voordeur weer uit om door de Kreitenmolenstraat lopende de post
naar Oisterwijk te brengen.

Hiervoor moest hij Quatra Bras passeren. Het gelijknamige café daar ter
plaatse werd door hem dagelijks bezocht. Hij stapte daarvoor de zijdeur in ,
nam een drie centen, een borrel jenever naar de prijs zo genoemd, welke voor
hem gereed stond, dronk hem voor de helft leeg, ging de voordeur uit naar Oisterwijk
waar het postkantoor destijds in de Hoofdstraat stond. Nadat de poststukken
verhandeld waren werd de terugtocht aanvaard. Café Quatre Bras werd wederom
aangedaan, doch nu via de voordeur naar de tapkast waar de reste-rende helf
van de drie centen in het keelgat verdween. Nu door de zijdeur uit, door de
Kreitenmolenstraat naar Scholtze de post werd dan wederom verwisseld, dan ging
Jan de achterdeur weer uit door de moestuin en via het Berkels akker weer naar
Tilburg. Deze tocht werd dagelijks jaren aan een stuk gemaakt. Waren in die
tijd, het was nu rond 1870, weinig brieven te bestellen, met de couranten was
het nog erger gesteld. Aanvankelijk kwam er één.

De heer Paul Borsten , hoofd van school, of wel de bovenmister genoemd, was
geabboneerd op De Tijd en las deze courant samen met de heer Le Mire en verdere
bewoners van kasteel De Strijdhoef. De post bezorgde de courant bij de heer
Borsten, deze gaf hem na lezing aan zijn hond met de opdracht de courant naar
het kasteel te brengen, aaan welke opdracht de hond voldeed.

De tijd gin g verder. Een steenfabriek werd in Udenhout gebouwd en daarmede
kwamen de eerste gastarbeiders in Udenhout. Udenhout ging meer bewoners tellen,
waardoor de “post” ook meer betekenis kreeg. In 1881 kwam de treinverbinding
’s-Hertogenbosch – Tilburg tot stand en werd de post per trein verzonden.
Driemaal per dag moest de heer Scholtze nu naar de trein om daar de postzakken
te verwisselen. ’s-Morgens om 7.00 uur, ’s-Middags om 12.00 uur
en des avonds om 21.00 uur ging jean naar het spoor. In 1882 verhuisde de familie
Scholtze naar nu Kreitenmolenstraat 4. Deze woning die aan de heer Verstegen
behoorde moest nog met twee families gedeeld worden, bovendien was er nog een
paardenslachterij gevestigd. Toch begon het hier op een echt postkantoor te
gelijken. Er kwam een soort vestibule van ± 1.5 m2 groot en werkelijk
een heus loket. Door het vestigen, stichten en uitbreiden van de indu-strieën
werd wed de post steeds drukker. Pakkette en geld werden ter verzending aangeboden.
Daardoor werd een boekhouding en het invullen van tabellen noodzakelijk en groeide
het werk – van de heer Jean Scholtze die op 21 juni 1834 te Udenhout was geboren
en in de eenmansschool van Paulus Borsten zijn vroegtijdig beëindigd onderwijs
had genoten – langzaam maar zeker boven het hoofd. Op 22 juli 1867 huwde
Scholtze Petronella Copal. Zijn oudste dochter Martina Scholtze, later in de
wandeling Tina Schol genoemd, assisteerde hem bij het groeiende werk. In 1906
kwam de bovenmeesters vrij ( dat is het middengedeelte van het gemeentehuis
alwaar, weer verbouwd, het secretarie was) deze woning werd tot een ruim kantoor
met ruime vestibule en loket verbouwd. Hier kreeg de post meer armslag. Het
briefverkeer werd drukker en het aanstellen van een postbesteller werd noodzakelijk.
Het was de heer Ant. Boers wonende in de Kreitenmolenstraat welke in 1900 als
eerste bode in Udenhout voor plaatselijke dienst zijn aanstelling kreeg, en
daarvoor een salaris genoot van ƒ. 3.—per week. Op verzoek van de
gemeente werd Udenhout in 1900 op het telefoonnet aangesloten. De steenfabriek
was de eerste aangeslotene en had derhalve nr. 1. Het werd steeds drukker op
het kantoor, een tweede besteller werd aangesteld; de heer P. Bevers. Later
gevolgd door Jan en Willem Verschuren. M. De Bont werd hulp besteller. Hij had
– over efficiëntie gesproken – drie uur en elf minuten dienst
per dag. Jean Schol overleed in 1901. Van hem is nog bekend dat hij een goedige
maar zure mens was die het steeds betreurde dat zijn ontwikkeling op een te
laag peil stond om zijn groeiende werk naar behoren te kunnen vervullen. Zijn
gezegde “er ligt niets meer op het kerkhof als ongebruikt arm-mensen-verstand
en dokters abbuizen” typeerde hem ten volle. Na zijn dood dienden de inwoners
van Udenhout een request in bij het bestuur van de posterijen te ’s-Gravenhage
en verkregen hierdoor dat de eerder genoemde Martina Scholtze te Udenhout als
opvolgster van haar vader als brievengaardster werd aangesteld. Zij beheerde
het kantoor, maakte de dienst voor de bestellers en maakte de onrust mede die
de postkantoren hadden in de jaren 1914-1918 toen Nederland gemobiliseerd was.
En op vele plaatsen van Noord Brabant – ook in Udenhout – militairen ingekwartierd
waren. In vele gevallen, wanneer het land dreigde te worden medegesleurd in
de grote oorlog moest de telefoon dag en nacht bewaakt worden en was het de
nu nog in leven zijnde Antoinette Scholtze, geboren 9 juli 1881, die haar assisteerde
en deelde in de onrust en angst dat Nederland in de oorlog betrokken zou worden.

Ook hield Martina samen met haar zus Ant de wacht bij de telefoon, bij de op
handen zijnde geboorte van Prinses Juliana, om dit ten spoedigste aan de burgemeester
te kunnen mededelen. Ook waren zij op de hoogte van de vele Udenhoutse romances
via de doorverbindingen via de telefooncentrale.

Intussen had de broer van deze dames Martinus Scholtze, geboren 24 september
1876, het schootsvel met het embleem van de posterijen verwisseld. Hij werd
overgeplaatst naar Dongen en Rijen. Martinus huwde te Rijen met Petronella Kin
en overleed aldaar 2 januari 1915. Door dit vroegtijdig overlijden en de pensionering
van Martina Scholtze in 1926 kwam aan een eeuwlange familie- traditie een einde.

Geplaatst in Verhalen.