Levensverhaal van Maria Helena Roodklif

Het levensverhaal van Maria Helena Roodklif, roepnaam Leentje.

Maria Helena werd geboren aan de Lind te Oisterwijk 25-11-1876 als dochter van Cornelis Roodklif, leerlooier, en Maria van Hoof.

Maria Helena kwam 19-6-1884 van Berkel naar Udenhout.

Maria Helena gaat 6-7-1892 van Udenhout naar Amsterdam en 18-3-1893 vanuit Amsterdam naar ’s-Hertogenbosch.
Ze werkte te Amsterdam als dienstbode aan de Oudezijds Achterburgwal 149, ten huize van Jacobus Petrus van Hoof, geb. ’s-Hertogenbosch 16-10-1860.

Maria Helena gaat 26-10-1898 vanuit Berkel naar missiehuis St. Monica te Esch. Vandaar gaat Maria Helena 18-8-1899 naar het moederhuis in Algiers.

Enkele gegevens vanuit het Moederhuis in het zogenoemde ‘Matricule’ staat dat Maria Helena 3-10-1898 is ingetreden d.w.z. het klooster ingegaan. Daar werden de jonge meisjes als ‘Postulanten’ voor zes maanden of een jaar in de eerste beginselen van het kloosterleven opgeleid.

In augustus 1899 is Maria Helena via Marseille met de boot overgestoken naar Noord-Afrika waar toen ons Moederhuis was in

Algerije. In een klein plaatsje, Birmandreis, aan de rand van de Algiers was toen het moederhuis. In de jaren na de onafhankelijkheid is dit Moederhuis gesloten en naar Rome overgeplaatst.

Op 1 oktober 1899 heeft Maria Helena het habijt aangenomen, of zoals wij zeggen “is ze ingekleed”. Ze kreeg de naam van Soeur Maria de la Conception. Eenmaal het habijt dragende wordt men ‘Novice’ genoemden en de opleiding duurt anderhalf jaar. Maar niet iedereen houdt het vol………….. Sr. Marie de la Conception is op 23 november van datzelfde jaar vertrokken. De reden waarom is niet bekend. Maar het was voor de jonge meisjes een zeer zwaar leven in een totaal vreemde omgeving, een vreemde taal, het klimaat en het sobere leven heeft veel jonge mensen het leven gekost.

Als we later aan moeder vroegen waarom ze uitgetreden was dan antwoordde ze “je kreeg daar margarine op je brood”

Maria Helena gaat 10-6-1901 van Berkel naar Udenhout

Maria Helena Roodklif trouwt Berkel-Enschot 21-5-1901

Josephus van Iersel (Sjef), geb. Udenhout 27-8-1866, arbeider telegrafist spoorwegen, overl. Udenhout 11-4-1956.

Uit dit huwelijk

1. Levenloos geboren kind, Udenhout 1-2-1903
2. Petrus Cornelis geb. Udenhout 17-5-1904
3. Cornelis Arnoldus geb. Udenhout op 17-5-1905
4. Henricus Gerardus geb. Udenhout 24-1-1907
5. Josephus Maria Gerardus geb. Udenhout 15-1-1909
overl. Udenhout 22-6-1909 5 maanden oud.
6. Maria Adriana geb. Udenhout 14-3-1911
overl. Udenhout 8-11-1912, 1.5 jaar oud.
7. Josephus Gerardus geb. Udenhout 18-11-1912
overl. Udenhout 23-4-1913 5 maanden oud.

Uit de memoires van Petrus Cornelis (Piet Pieter) van Iersel het volgende over zijn moeder, Maria Helena.

We beginnen met Sjef van Iersel die op z’n tiende van school moest komen om het boerenwerk van z’n vader over te nemen. Sjef leerde Leentje kennen, maar Leentje had andere plannen en wilde naar de missie. (zie tekst hierboven) Sjef had gewacht. Moeder Marie zei; zeg maar ja tegen Sjef. Ze trouwden april 1901, het huwelijk was nog veertien dagen uitgesteld wegens ’t overlijden van een van de ouders. ’t Werd een gelukkig huwelijk. Ome Nol Roodklif – hij en pa hadden nogal eens ruzie – heeft me later eens gezegd: Ik ken niemand die zo goed was voor z’n vrouw als jouw vader. We hadden zolang moeder leefde een heerlijke jeugd. Niet rijk, pa verdiende f. 9.75 per week op ’t station, waar hij volgens zijn zeggen heen ging om uit te rusten. Als ie thuiskwam was ie weer boer, altijd ’n paar varkens, ’n paar geiten, konijnen, een grote tuin en nog een groter stuk land voor de rog, de aardappels, de wortelen en de voederbieten.

Verdriet bleef hun niet bespaard, ’t Eerste kind doodgeboren, later twee overleden. Kees kinderverlamming, moeder nogal ziekelijk, en toch gelukkig. Ik heb nooit een kwaad woord gehoord. Pa hield ervan om een wandelingetje te maken en bracht dan voor moeder een bos veldbloemen mee. Na de graanoogst leerde pa ons vliegeren, hij was er dol op en moeder Leentje ook. Ze hebben ’t samen versierd om ’s-avonds een vlieger op te laten met aan de staart een lampion met een kaars erin.

Ik hoor nog moeders gil toen ze Kees uit de krib haalde en hij niet meer kon staan, kinderverlamming.

Als het in de winter erg koud was schepte moeder wat hete kolen uit de kachel in de klomp. De klomp werd een paar keer heen en weer gehaald en was dan heerlijk warm.

Maar 1912 was een rampjaar, we waren met z’n drieën Pieter, Kees en Harrie, we hadden nog een broertje gehad die werd maar vijf maanden en ’n zusje Marietje, 20 maanden is ze geworden ik hoor nog de gil van moeder die moeder gaf toen ze stierf. ’n Paar weken later werd ’n broertje geboren. Moeder stierf in ’t kraambed,

6 december 1912. ’s-Morgens hadden we bij haar mogen komen. Verlegen antwoordden we op haar vraag wat Sinterklaas gebracht had. ’t Was nooit zoveel geweest. Moeder stierf ’s-avonds. We werden naar oom Nol gebracht, naast ons.

Tot hier het levensverhaal van Leentje (Maria Roodklif). Op mijn opa’s bidprentje stond de volgende zin. ‘Verdriet en geluk hebt Gij o Heer wonderlijk dooreen gestrengeld zodat het leven in zijn geheel voor mij mooi is geweest, mag dit voor oma Leentje ook zo geweest zijn.

Zaltbommel, 28-12-2022

Martien van Iersel, kleinzoon.

Cornelis Roodklif bij het KNIL.

Mijn oom P.C. van Iersel schreef op verzoek van zijn zoon Harrie wat familievertelsels op, hij begint als volgt:

Ik had Harrie een paar blaadjes met wat gebabbel gegeven. Zijn reactie: “Vader waarom schrijft u niet”. Zijn schuld dus als ik jullie verveel.

Na wat inleidende woorden komt hij met het volgende verhaal over zijn opa Cornelis Roodklif.
1830 Belgische opstand ’n jonge Fries, Arnold(?) Roodklif (is Gerrit Jochems) meende dat ie er wat aan moest doen, nam dienst in ’t leger (Friesche Militie) van de kroonprins en lag, na de tiendaagse veldtocht in kwartier in Oosterwijk , trouwde een Oosterwijkse schone en bleef daar wonen. Z’n enige zoon Cornelis vroeg z’n vader of hij dienst mocht nemen in ’t Nederlands-Indische leger. Geen bezwaar jongen, ik heb precies hetzelfde gedaan, vocht onder van Huetz in Atjeh en op Borneo. Later hield zijn vrouw, (Maria van Erp) haar hart vast als ie ’s-zondags bij ’t toilet maken voor de Hoogmis z’n onderscheidingen op spelde want dan zag ze hem vooreerst niet meer terug. Bij thuiskomst kon ie dan soms verhalen vertellen als; ik heb er vandaag eentje ’t café uitgeslagen. Die vent zat op z’n ouders af te geven. Hij had twee zonen Arnold en Gerrit en twee dochters Anna en Helena. Ontslagen uit dienst kwam hij bij de spoorwegen en hij wist te zorgen dat ook zijn beide zonen alsmede schoonzoon Sjef en diens broer (Gerrit) er ook bij kwamen.

De volgende gegevens komen uit de archieven van het KNIL.

Cornelis Roodklif,
Vader Geert Jochems Roodklif,
Moeder Agnette Hendriks,
Geboren Oisterwijk 17-12-1835
Laatst gewoond hebbende te Oisterwijk.

Cornelis Roodklif is op 23 april vertrokken uit Harderwijk om daaraanvolgend aan boord van het schip Johanna Maria Catharina te gaan. Hij vertrok 26 april 1855 met het schip Johanna Maria Christina uit het Nieuwediep naar Zee, samen met 150 onderofficieren en manschappen. Op 28 juli 1855 wordt melding gemaakt van de aankomst van het voornoemde schip te Batavia.

Aangekomen schepen te Batavia

Aangekomen schepen te Batavia

Het schip Johanna Maria Christina op weg naar Batavia

Het schip Johanna Maria Christina op weg naar Batavia

Verdere KNIL gegevens van Cornelis Roodklif nr. 16902.

Aangezicht: Ovaal
Voorhoofd: Laag
Ogen: Grijs
Neus: Ordinair (gewoon)
Mond: Ordinair
Kin: Rond
Haar: Blond
Wenkbrauwen: Blond
Merkbare tekenen: Geen
Lengte: 1 ellen, 6 palmen en 5 duimen is nu 1.65m

Op 24 december 1854 vrijwillig geëngageerd als soldaat voor den tijd van zes jaren, aan handgeld zestig gulden toegestaan in te gaan met de dag van inscheping naar de overzeesche bezittingen, was sedert 4 oktober 1854 in substitutie gesteld.

Hij is 29-7-1855 te Batavia aangekomen en gedebarkeerd (aan wal gegaan) en geplaatst bij het 3de bataljon infanterie.
1 november 1856 is hij bij reorganisatie van het 3de bataljon infanterie overgeplaatst naar het 13de bataljon infanterie.
Op 2 oktober 1858 geplaatst in de 2de klasse, niet disciplinair.
In 1858 wordt een togt gemaakt naar Boelaling. (Boeleleng of Buleleng is een voormalig vorstendom in het Noorden van Bali)
19 december 1858 uit dezelve ontslagen, 31 januari 1860 weder in dezelve geplaatst.
22 augustus 1860 uit dezelve ontslagen, 15 januari 1861 getekend (niet goed leesbaar) voor zes jaren, H.G. (handgeld) 120.—gulden.
Van 1860 tot 1864 en van 1864-1865 zijn er krijgsverrichtingen geweest in het Z.O. van Borneo.
1 maart 1864 overgegaan bij het Garn. Bat. (Garnizoen Batavia ?) in de Z.O. afd. van Borneo.
17 maart 1866 overgeplaatst als ziekenoppasser bij de militaire administratie, hospitaal dienst,
19 mei 1866 geraakt, een schampschot onder den regter arm.

Wegens zwakte van het gezigtsvermogen op beide oogen, niet ontstaan door het uitvoeren van gewonden (niet goed leesbaar) of bij de dienst.

Afgekeurd.
18 oktober 1866 toegelegd een gangement 80 gulden 6 jaars betaalbaar in Nederland.

Per 1-12-1866 per schip Neptunus naar Nederland vertrokken en 2-4-1867 te Rotterdam aangekomen.

9 april 1867 een bronzen medaille toegekend, wegens trouwe dienst bij het KNIL. (meestal gebeurde dit na 12 jaren bij Cornelis Roodklif al na 6 jaren)

OPM.
Cornelis Roodklif pakt het burgerleven weer snel op 13-5-1869 te Oisterwijk.
(zie onderstaande gegevens)

Cornelis Roodklif, geb. Oisterwijk 18-12-1835, treinwachter, leerlooier, ex KNIL militair, overl. Udenhout 19-1-1898, Cornelis Roodklif wordt geëcht bij het huwelijk van zijn ouders, (Geert Jochems Roodklif en Agnette Hendriks Oisterwijk 28-1-1836) trouwt Oisterwijk 13-5-1869 Maria van Hoof, geb. Erp 29-11-1836, overl. Berkel 11-4-1901. Cornelis Roodklif geeft bij zijn huwelijk aan gepensioneerd te zijn.
Uit dit huwelijk:
1. Anthonetta geb. Oisterwijk 26-3-1870
2. Helena geb. Oisterwijk 26-3-1870
3. Antonia Maria geb. Oisterwijk 23-3-1872
4. Arnoldus Cornelis geb. Oisterwijk 12-2-1874
5. Maria Helena geb. Oisterwijk 1-12-1876
6. Gerardus geb. Oisterwijk 16-2-1880.

Martien van Iersel, Zaltbommel 23 oktober 2019.

Verslag van een Lourdesreis, door C.A. van Iersel

Lourdesbedevaart van het NKV  van 21 september t/m 29 september 1965.

Vandaag nog wat gesnuffeld in wat oude spullen en kwam daar een klein boekje met harde kaft tegen met daarin dagboeknotities over een Lourdesbedevaart van mijn vader. Ik schrijf bedevaart omdat dit aspect voor mijn vader zeker de belangrijkste reden was om deze reis te gaan maken. Mijn vader is Cornelis Arnoldus van Iersel, roepnaam Kees, geboren te Udenhout 17-08-1905, zoon van Sjef van Iersel en Leentje Roodklif. Hij maakte deze reis samen met Tinus van Asten, deze woonde aan de Werf naast het spoor. Tinus is een zoon van Lambertus van Asten en Adriana Kolsteren, geboren te Udenhout 27-2-1904. Dus plaats en leeftijdgenoot.

De eerste dag lijkt wel een soort voorbereidingsdag, de reisnotities hiervan zijn wat onduidelijk. Met gebed, ontspanning en geestelijke oefening door pater A. Witjes en kapelaan Hansen werd de dag doorgebracht. Laat ik daarom maar verder gaan vanaf de 2de dag zo vanaf 12.00 uur, het moment van de mededelingen.

De reis begint.

Na het vertrek uit Den Bosch was de kennismaking met de mede pelgrims aanvankelijk nog erg stroef maar dat ging gauw voorbij. Er werd al gauw druk gepraat en het werd een opgewekt gezelschap. Om half zeven werd de thee rondgebracht en een boterham gegeten daarna om 8.00 uur een toespraak van pater Witjes. Om 8.30 uur avondgebed en daarna om 9.00 uur lagen we in bed. Het bed was prima, 5 cm tekort maar na 'n paar uur dommelde de meesten toch in. Ik heb lekker gelegen en liet me zachtjes wiegen, door het schommelen van de trein en op het cadans van de wielen viel ik in slaap, zodat ik toch nog fijn geslapen heb tot ca. 6.00 uur.

Aankleden ging al even vlot als het uitkleden van gisterenavond. Daarna het morgengebed, gegeten en dan weer zitten te zitten. Te Tours was ik even uit bed geweest een groot maar geen mooi station. Nu is het acht uur. De zon schijnt vrolijk door de ramen en geeft een vrolijke stemming. Buiten is het mooi, een heuvellandschap met veel mooie maar ook veel armoedige huizen.

Lourdes aankomst 12.30 uur.

Prachtig weer.

Onze gehele afdeling wandelde op z'n zeven gemakken naar de plaats waar de bussen ons zouden komen halen. 't Duurde zowat èèn uur voordat de eersten konden vertrekken. Te kwart voor twee arriveerden Tinus en ik op onze zaal, allemaal mooie frisse bedden maar dicht bij elkaar. De eerste indruk van de kerk van Lourdes was dat deze wat grootte betreft mij tegenviel, ik had ze me groter voorgesteld. Misschien als ik er dichter bij kom dat ze nog meevalt.

Wat de natuur betreft die is hier meer dan mooi, doch ook de hoogte van de bergen viel tegen. Dat zit natuurlijk in het feit dat we zelf al hoog staan en daar hebben we geen erg in.

Zes uur was het eten, 1 bordje soep, nog 'n bordje, daarna 3 aardappelen, 2 erwtjes en een schijf gekookte ham, 't smaakte wel maar veel te weinig. 'n tweede portie bijgevraagd, veel aardappelen, enkele erwten en geen jus. Daarna nog een puddinkje.

Ik was ook nog wezen wandelen. Er trok juist een Italiaanse processie, ze was zowat op het einde. Daarna kwamen de zieken terug in 't asiel. Dat was niet zo mooi wat er in die wagentjes zat. Kinderen en oude mensen in de fleur van hun leven. Nonnen en dames, priesters en allen met misvormde of verlamde ledematen. Veel zieken waren erbij ook zeer ernstige.

Donderdag 23 september

5.00 uur opstaan

6.45 uur ontbijt

7.30 uur vertrek naar de grot

8.00 uur H. Mis bij de grot

9.00 uur H. Mis door een Nederlandse priester

11.00 uur diner

13.30 uur verfrissing

13.45 uur verzamelen bij het beeld van de gekroonde Maagd

14.00 uur predikatie aan de grot door pater de Groot

15.30 uur naar de Esplanade voor de Sacramentsprocessie

18.00 uur avondeten

Het was de moeite waard, tien voor acht ging ik in een wagentje en om 11.00 uur zat ik er nog in. Eerst een H. Mis aan een altaar bij de Rozenkranskerk. Daarna een van een Nederlandse priester. Toen naar de grot, een H. Mis door een Duitse priester met preek en overweging. Daarna een Vlaamse priester aan het woord. Het is hier bidden en bidden. Ik zat naast een fransman, hij was zijn ........ kwijt door een ziekte. Gezellige conversatie, een beetje schoolfrans kwam me toch van pas. Een Franse dame heeft me van de grot naar het asiel gebracht, ze was blij dat ze haar zwaar vrachtje op de plaats van bestemming had.

Het eten smaakte me best. Een bordje worteltjessoep, aardappelen met pee (worteltje) en een stuk gehakt, pudding toe. Veel was 't wel niet maar ik zal toch niet van de graad vallen. Heerlijk geslapen . Limonade met een eierkoek gehad, dadelijk gaan we naar de grot, predicatie van pater de Groot.

Kwart over twee waren we bij de grot, de pater was al aan het preken maar wij moesten wachten op transport. Ongeveer vier uur gingen we naar de Esplanade. Daar was het Sacramentsprocessie en zegening der zieken, om half zes was de plechtigheid afgelopen en daarmede de dag van bidden. Om zes uur eten, daarna staat er niets meer op het programma.

Donderdagavond.

De lichtprocessie, wij zaten binnen de hekken van het asiel. Ruim 'n half uur trok de processie langs. Als we rekenen 8 mensen per meter, snelheid 5 km per uur dan zijn er 8 x 2500 mensen aan ons voorbij gegaan dit is +/- 20.000 mensen. Het waren Italianen, Duitsers, Ieren, Nederlanders, Belgen, Fransen en vele Afrikanen waar die van zijn weet ik niet. Zo ruim tien uur 't avondgebed, 'n bruine pater, 'n prachtig gebed vooral de dankzegging. Het mooiste was wel. Ik dank U goede God voor zoveel goede mensen, hij noemde allen die zich voor de zieken inspanden.

Vrijdag 24 september

5.30 uur opstaan , lopende gasten 6.00 uur

6.45 uur ontbijt

7.30 uur verzamelen voor vertrek naar Bernadettealtaar

8.00 uur H. Mis

9.15 uur verzamelen bij het beeld van de gekroonde Maagd voor de Kruisweg

Voor zieken is er een andere oefening.

11.00 uur middageten en rust.

14.00 uur bezichtiging heiligdommen

15.30 uur naar de Esplanade voor Sacramentsprocessie en ziekenzeging

18.00 uur eten

19.30 uur lichtbeelden

20.30 uur lichtprocessie

21.30 uur naar bed

Rond vijf uur eruit wassen, scheren en aankleden, daarna brieven geschreven. Vandaag H. Mis aan 't altaar van St. Bernadette, opgedragen door pater de Groot. De meditatie werd door een Nederlandse en een Duitse priester verzorgd. Zo ook de gezangen door Duitsers en Nederlanders samen, er waren ook veel Duitse zieken.

Van de H. Mis naar de Kruisweg. Deze is voor de zieken op een weiland achter het asiel. De gezonden gaan de echte staties af. Sinds 9 uur zijn wij hier. Het is nu wachten op een bruidspaar 40 jaar getrouwd. Zij hebben een speciale H. Mis, daarna hulde in de openlucht en een receptie op zaal met koffie en gebak. Een uitreksel van de speech volgt hier;

"Vrouwen verdubbelen onze vreugd,

delen onze smart en

verdrievoudigen onze uitgave".

Het is nu half elf.

Om elf uur, soep, paling, aardappelen en druiven. Na een poosje gerust te hebben waren Tinus en ik wezen wandelen. We zijn samen op ons eentje naar de basiliek geweest. Kaarten gekocht en geschreven en 'n paar cadeaus. Half vier naar de Esplanade, voor de Sacramentsprocessie. Ik kwam naast Mieke in 't Groen te zitten. Goddank, Mieke voelde zich zo verlaten en vol zorgen. Ze werd nog ziek bovendien. Gelukkig kan ik van de Brand te hulp roepen en die heeft haar weggebracht. De Sacramentsprocessie was indrukwekkend, meer schrijf ik er niet over. Persoonlijke zegen gehad met het Allerheiligste. Meer schrijf ik hier ook niet van. Het was tien voor half zes toen we in het asiel terug kwamen. Als ze hier aan een oefening beginnen dan is er voorlopig geen eind aan, maar verveeld heb ik me geen minuut.

Zaterdag 25 september

5.30 uur opstaan

6.45 uur ontbijt

8.00 uur H. Mis aan de grot

9.00 uur gelegenheid tot inkopen

11.00 uur diner, daarna rust

13.30 uur tijd voor een verfrissing

14.00 uur naar de grot om te baden

15.30 uur ziekenzegening

18.00 uur avond eten

Dat was vandaag een pechdag. Half acht waren we aan de grot en daar begon 't stilletjes te regenen.

Dat duurde zowat de hele H. Mis. We zouden om negen uur terug , maar dat was er niet bij. De Fransen regelen daar alles en zodoende hadden wij niet één maar vier H. Missen. We stonden er om kwart voor elf nog.

Om 11 uur rust.

Dan begint 't regenen, pijpenstelen! Binnen blijven tot drie uur en toen naar de Pius 10 kerk. Daar kan 'n schep volk in. Naar verluid hebben daar een 45.000 militairen ingestaan. De kerk is berekend op 20.000 personen. We waren om ruim drie uur binnen om half zes was het afgelopen. Ziekenzegening. Mooi is die kerk niet, wel groot en praktisch. Het is een blok beton met een overspanning die zuiver is uitgebalanceerd. Ingenieus maar lelijk , ook het altaar is praktisch maar niet mooi. Vanavond inkopen wezen doen, we zullen maar niet opschrijven wat het kost. Om de pechdag volkomen te maken moest ik 's-avonds om half acht ontdekken dat ik m'n fototoestel kwijt was. Ik had het aan een wagentje laten hangen. Slecht geslapen vannacht.

Zondag 26 september

6.30 uur opstaan

7.45 uur eten

8.30 uur verzamelen voor de H. Mis

9.30 uur pontificale Hoogmis

11.00 uur eten

13.30 uur verfrissing

15.15 uur bezoek aan de grot

16.00 uur Sacramentsprocessie en ziekenzegening

18.00 uur eten

Direct na het wassen een briefje geschreven om om te laten roepen. Ik had Maria een goed werk beloofd als ik het terug vond. Ik zocht pater de Groot op en vertelde over hetgeen mij was overkomen. En even later kwam hij het toestel brengen. Dat is tenminste een 's-zondagse inzet. En die 's-zondagse inzet duurde de hele dag. Goed half negen waren we in de Pius 10 kerk en om goed elf uur alweer terug. pontificale Hoogmis met celebratie. Hoeveel mensen daar te communie waren?, duizenden. Na het eten rust, kwart over drie naar de grot en om vier uur naar de Esplanade voor de ziekenzegening. Welke om kwart over vijf was afgelopen, daarna was het foto's maken. Nog anderhalve dag en het is weer voorbij, jammer!

Het was vanavond ook weer lichtprocessie, maar die begon te laat zodat we om half tien toch naar binnen moesten hoewel de processie lang niet was afgelopen. Het was weer even machtig als de eerste keer. Duizenden namen er aan deel, de zieken zaten weer binnen het hek, niet zoveel als de eerste keer, want het was te koud.

Maandag 27 september

5.30 - 6.00 uur opstaan

6.45 uur ontbijt

7.30 uur naar het altaar van Bernadette

8.00 uur H. Mis

8.50 uur wandeling door Lourdes, duurde twee uur

11.00 uur eten

13.30 uur verfrissing

15.15 uur verzamelen bij het beeld van de gekroonde Maagd

afscheid van de grot

18.00 uur eten

21.00 uur worden de koffers gehaald

Vandaag was de dag druk bezet. bij het altaar van Bernadette om acht uur een H. Mis, we waren daar om goed negen uur van terug. Voor de lopers stond er een wandeling door Lourdes op het programma, voor de rolstoelers was er dat niet bij. Daar deze geen van allen in bad waren geweest werd buiten door de pastoor een plechtigheid georganiseerd waarin het Lourdeswater het middelpunt was. Een kort gebed. Daarna een uitleg over het ontstaan van de bron, daarmede een vergelijking met een oud testamentaire geschiedenis waar in het water van de Jordaan van een genezende invloed beschreven werd. Iedereen kreeg water te drinken of kon er zijn handen of gezicht mee wassen. 11.00 uur eten, rust en om goed twee uur vertrek naar de grot voor een officieel afscheid. Daarna terug naar de Esplanade, Sacramentsprocessie en ziekenzegening. Dat duurde maar tot kwart voor zes. Eten en toen klaar. Ik ben toen nog in m'n eentje naar de grot geweest. Het regende een beetje en jammer genoeg stonden daar nog een hele partij Duitsers. Afijn, ik kon er nog best bij, 'n tientje gebid, daarna nog 'ns de rondgang gemaakt. Toen kaarsen gekocht en toen terug, alles ingepakt. Morgen gaan we weer naar huis.

Dinsdagmorgen, 28 september

5.30 - 6.00 uur opstaan

6.45 uur ontbijt

7.30 uur vertrek naar de grot

8.00 uur H. Mis

10.15 uur warm eten

De laatste morgen, alles is al vroeg uit de veren, want we moeten vroeg vertrekken. Gisteravond had ik al een flinke bronchitis te pakken. 's-morgens lang in de kouwe trek gezeten, en des avonds weer zo. Ik vroeg de verpleegster om een hoesttabletje. Even later kwam de dokter onderzoeken, ja zei hij, het is bronchitis. Met een tablet is de zaak weer in orde.

Na het ontbijt naar de grot waar we een prachtige H. Mis gehad hebben. Voor half tien waren we terug in het asiel. O.L. Vrouw had daar de grootste penitentie voor mij nog in petto. Ik kwam naast een vrouw te zitten welke aan een stuk door vertelde over haar ziekte, die van haar man, die van haar zwager, schoonzoon enz. enz. 1,5 uur aan een stuk door, zonder pauze. En als ik dan eens de schijn gaf niet te luisteren dan tikte ze me op de arm. Ze had al twee gebedsverhoringen. Jonge jonge ongelukkig de huisarts die haar als patiënt heeft.

Het eten was vandaag weer prima. Na nog 'n poosje gewacht te hebben kwamen de bussen en was een begin gemaakt met de terugreis. Kwart voor twaalf waren we in de trein en zochten onze oude plaats weer op. In de trein werd verzocht niet rond te lopen, iedereen op z'n plaats blijven zodat geconstateerd kon worden dat er niemand vergeten is.

Dinsdagmiddag en avond

15.15 uur vertrek uit Lourdes

15.30 uur gezamenlijk Lourdeslied

16.30 uur frisdrank voor de zieken en rusttijd in de trein

17.00 uur geestelijke oefening door pater Floris

17.30 uur warm drinken voor de zieken

20.00 uur geestelijke oefening door pater Floris

21.30 uur avondgebed

Tijdens het vertrek zongen we het Ave Maria, een kort reisgebed, een laatste groet aan de grot en de terug reis was begonnen. Pau was de eerste stopplaats, 2 minuten, om 3.40 uur in de nacht. Om 7.00 uur arriveerden we in Bordeaux een half uur pauze, wat vertreden en dadelijk ga ik me uitkleden en slapen. Eerst nog een uurtje lezen, misschien nog wat kletsen. Bordeaux is een mooi en groot station. Ik heb goed geslapen vannacht, om zes uur wakker maar ik ben niet opgestaan voor negen uur.

Woensdag 29 september.

7.00 uur morgengebed

7.30 uur warm drinken

10.00 uur een woord van afscheid

Om negen uur zijn we in Charleroi, en over enige uren zijn we weer thuis. Dan blijft van de reis al niet veel meer over dan een herinnering, maar wel een mooie.

 

M.A.P.M. van Iersel

Zaltbommel januari 2017

Jos (Janus) van Wiel, visser van mensen

Jos (Janus) van Wiel, visser van mensen.

Als overweging gebruikt door zijn zoon Arie van de Wiel, tijdens een vesperdienst op zaterdag 6 februari in de Ansfriduskerk te Amersfoort.

Bij deze lezing over vissers aan het meer gaan mijn gedachten terug naar een wat bijzondere man uit het dorp van mijn jeugd. Een wat stille man die tegen het eind van een arbeidzaam leven getroffen werd door een ziekte die hem belette voldoende energie aan te boren om zijn dagelijks werk te kunnen voortzetten. Hij werd ziek, langdurig ziek, en zocht een passende invulling van zijn dagen. En die vond hij aan de waterkant.

Regelmatig toog hij met een vishengel op zijn rug en met visvoer in zijn achterzak op pad om aan één van vele mooie vennen in de omgeving zijn geluk te beproeven.

Helaas kwam hij regelmatig aan het eind van de dag thuis met de melding dat de vis vandaag niet had willen bijten. Meer dan eens was dat de schuld van het weer: te warm of te koud. Vaak lag het ook aan het visvoer: “dat nieuwerwetse voer, dat lusten die vissen niet”. En een enkele keer was het de schuld van het materiaal dat hij gebruikte: “verkeerde hengel meegenomen”!

Maar wat de werkelijke oorzaak was kwam niet boven tafel.

Wat er écht aan die waterkant gebeurde had niet zoveel met de echte hengelsport te maken. Als onze visser namelijk aankwam aan het beekje zocht hij een mooi plaatsje, ergens aan het begin van het bos, waar hij goed zicht had op de wandelaars die daar langs zouden komen. Ze konden dan niet onopgemerkt voorbijgaan. Hij begon vervolgens met het uitpakken van zijn spullen. Het eerste dat uit de tas kwam was een lunchzakje. Het tweede was steevast een thermoskan met koffie. En voordat de eerste koffie was ingeschonken, had een eerste wandelaar zich al gemeld. Even later de tweede. En weldra was er een derde die hem aansprak. Zo ontstonden vaak geanimeerde gesprekken. De vissen verdwenen letterlijk naar de achtergrond.

Het waren vaak gesprekken over de bekende koetjes en kalfjes, het weer, of de crisis, maar soms hadden voorbijgangers er gewoon behoefte aan om even het hart te luchten, te delen wat hen al weken bezighield en in een enkel geval legden ze hun hele ziel en zaligheid aan de waterkant neer. En altijd had onze visser voor al die mensen een gewillig oor en vaak ook een extra kop koffie.  Hij sprak bemoedigend tegen degenen die in de put leken te zitten. Hij kon ook boos worden als hij vond dat iemand zijn leven nu toch eindelijk eens over een andere boeg moest gooien. Ook hij had wijze woorden beschikbaar zodra daaraan behoefte bestond.  En zo ging het de hele middag door. Het lijntje werd nauwelijks uitgeworpen, … maar de vangst was groot.

Want al viste onze visser achter het net wat betreft de griend en de snoekbaars, hij werd veel meer een visser van mensen, precies zoals we vandaag lezen in het Evangelie van Lucas.

En dat deed hij op een bijzondere manier. Zonder ook maar één keer over Jezus te spreken, zonder teksten uit het evangelie aan te halen; laat staan het Koninkrijk Gods te benoemen.  En toch was hij daar onbewust steeds mee bezig. Al deze elementen kwamen voorbij, maar vooral in zijn eigen woorden, in zijn aandacht voor anderen; zijn luisterend oor en milde toon.

Zoals die man aan de waterkant mogen ook wij vissers van mensen worden. mensen die we vangen voor het koninkrijk van God.

Als je dat “vangen van mensen” zo sec leest, kan het nogal beklemmend overkomen. Alsof we mensen -koste wat kost- ergens bij moeten betrekken, tegen hun wil, omdat wij wel denken te weten wat goed hen is.

Maar daar gaat het Jezus helemaal niet om.

Jezus wil graag dat mensen deelgenoot worden van het Rijk van zijn Vader: van de grote beweging van Gods liefde. Een beweging die open staat voor alle mensen: mensen van allerlei pluimage, ongeacht hun

afkomst, arm of rijk, jong of oud. Ras en huiskleur doen er niet toe. Al die mensen mogen opgenomen worden in dat ene volk: Gods eigen kinderen.

En Hij vraagt aan ons die mensen op te zoeken, te vinden. Hen door onze daden bewust te maken van de keuze die zij hebben voor Gods Liefde. Want dat is wat Jezus bedoelt met het vangen van mensen: treedt naar ze toe, heb een luisterend oor, maak liefde zichtbaar in je daden en overtuig zo anderen ervan dat God er ook voor hen wil zijn.

Zo heeft Jezus immers zelf ook gedaan.  Het verhaal van Lucas staat aan het begin van Zijn leven met de apostelen. Tot dat moment trok Jezus zelf door het Joodse land om de blijde boodschap te verkondigen. Vanaf vandaag, de dag die in het Evangelie staat beschreven, vormt Jezus een groep om zich heen, zijn latere apostelen. Vanaf vandaag wil hij het niet meer alleen doen, maar vraagt Hij zijn leerlingen, en door hen ook aan ons, met hem op te trekken en de blijde boodschap te verkondigen. Wij mogen zijn helpers worden. Wij zijn de eersten die horen over de grote belofte van Liefde. En wij mogen die belofte in onze eigen woorden en in onze eigen daden doorgeven aan anderen.

Telkens weer, elke dag opnieuw, stelt God die ene vraag aan ons:  “Adam, mens, waar ben je”. Zoals hij al deed in de eerste tijden. Wij worden uitgedaagd op die vraag steeds volmondig te antwoorden: “Hier ben ik, zendt mij! Maak mij visser, visser van mensen.”

Moge het zo zijn.

Spreekwoorden/gezegdes

Moeten is dwang en huilen klein kindergezang.

Ik weet ’t nie meer, as ge mar wit dat ge mee men getrouwd zet dan witte genoeg.

Alles is goed, behalve ik.

Hoe minder dat ge it, hoe liever dak’t heb, as ge mar gezond zet.

Ge moet mee oew eigen huid naar de mart.

Moeten is een lelik woord.

We moeten niks we leven in een vrij land.

Ik heb net zoveel zin as twee die gin zin hebben.

Hedde d’r al mee gedild.

D’r is ginnen boer zo stom of hij paast z’n klompen veurdat ie ze kopt.

’t Kan mar vijf minute schele.

Waarom zitten er meer mannen in de gevangenis dan vrouwen?
Omdat er meer vrouwen in de kerk zitten dan mannen!

Woar goadde nar toe Pa? Nar Bommels konte.

Wie het langst leeft, kregt alle ouw broeken.

Moeder wat zie dér goed uit, daor koop ik niks veur.

Allee op oeuw achterste been.

Hoe gaot ’t moeder, lauw loenen mee de klep dicht.

Je mag wel alles eten maar niet alles weten.

“Met de complimenten van ons papa”.
Ik heb meer spet (spijt) van ’t geen da’k weggegooid heb as van ’t geen da’k bewoard heb.

Ouwe schuren branden fel.

Wie z’n eigen goed bewaort, bewaort g’n rotte appelen.

Ge kunt toch wel daanse als daanste nie mee de prins.

Werken is nie erg, mar d’r goai zoveul vrije ted (tijd) inzitten.

De kleren maken de man, maar de man maakt de kleren.

Janus van de Wiel aan de afwas;
er kwam een leviet voorbij,
er kwam een priester voorbij,
(Niemand hielp met de afwas)
er kwam een Samaritaan voorbij,
deze hielp met de afwas.

Arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet.

Ted zat komt te laot.

Wie nao tien uur nog op straot loopt dugt nie.

Maar dan roepen wij ach moedertje net als kleine kinderen.

Er is maar een gezellig sacrament en dat is het huwelijk.

Leeft vrolijk en trouwt nooit.

Ik ben liever mee kwaoi weer thuis dan mee goei weer op de fabriek.

Potten kekers komen nie in d’n hemel.

Geld verzoet d’n arbeid.

Wat zoude gij nie willen Anna.

Als ge ziek bent moette ‘t tegen niemand iets zegge, dan wit er niemand iets van.

Ons Lee en ons Pie dat zijn er geen drie,
Maar ons Lee en ons Pie dat zijn ermaar twee.

Mie mui hedde ’n goei bui.

Er is mar een Lieve Vrouw en die stoai in den Bosch op d’n sokkel.

De ge gelek verrekt, zee Drieka ten Have.

Hoe gaot ‘t, maotig zee Peer van de Velde.

’t Leven is geen lolletje, zee Jan Harm.

Werken is zaolig zeeën de Begijntjes en ze droegen mee drieën unnen bonstaok.

In de kerk of kroeg kom je nooit te vroeg.

’t Smoesje is goed maor ’t praotje deugt nie.

Alle mensen maoken fouten mar de grootste stommerikken ’t miste.

Keulen en Aken zijn ok nie in een dag kapot gegooid.

Ik kan m’n eigen mee ander meeseleed nie troosten.

’t Is in de wereld zo gesteld alle waor is nar z’n geld.

Beter ’n luis in de pot dan gin vet.

As ge mar wit dat ’t vlees beter is dan de botjes dan witte genoeg.

De liefde is blind, de liefde is nie blind, ze verrekt dat ze kekt.

As de godslamp aon is, is ze nog nie uit.

Ge verliest heel oe verstaand mee al det gelees.

Kom vrij in mij kantoor doorsnuffel alle hoeken.
Maar handen in de zak en ogen uit de boeken.

Mee wachten kan’k nie klaor kome.

Moette Corre thee of Doore thee.

Hard lopen helpt nie, ge moet op ted van huis gaon.

Op bed gaon de miste mense dood.

Van Nooie is ok maar unne meens.

As ge mee oewen arremoei ginne road wit, is’t nie werd dat ge’um hedt.

Beter ene keer weelde, dan altijd arremoei.

Al wie in de Rijen wil gaan vrijen,
moet hebben veel geld op zak.
Want in de Rijen hebben ze niets
dan kale kak en kale swiet.
Kale kak en kale swiet
is alles wat ge op de Rijen ziet.

Oe ege legitimere

Oe ege legitimere ging vruger veul makkelelijker as vandaog.
Nie mee ’n paspoort, ’n vingerafdruk of ’n irisscan.

Nee, det ging zo.

As ik vroeger ergens ging speule
Da ging ’t legitimere zo.

“Van wie zedde gij d’r ene ?”
“Van van Iersel !”

“Van van Iersel,! “, “van welke van Iersel ?”
“Van Kees van Iersel !”, “van Kees van Iersel ?”
“Van de Kretemolenstraot!, “ van de Kretemolenstraot ?”
“Van de klermaoker!”
“Oh van de Klermaoker ?”
“Dan is’t goed! “

’t Ging ook zo as ik mee ’n vriendje thuis kwaam.

“Van wie zedde gij d’r ene”
“Van van de Ven!”, “ Van van de Ven?”
“Van welke van de Ven?”
“Van d’n Berkelse weg!”
“Werkt jullieën pa in Tilburg?”
Nee, die werkt bij van Lier in Loon op Zaand, saomen mee Mari van Ingen!”
“Oh dan is’t goed. “
“Nou kom dan maor gouw binne.”

Rikken, een Brabants kaartspel

Rikken.

Wie is er in Brabant niet mee opgegroeid, mee kaarten. (met het kaartspel)
Jokeren, zwikken, harten jagen, toepen, klaverjassen, pesten, rikken noem maar op ieder kind leerde thuis wel het ene of het andere kaartspelletje. Vooral in de tijd dat de televisie nog geen gemeen goed was en men ’s-avonds gewoon thuis bleef om de avond met elkaar door te brengen. De huiskamer en de keuken waren vaak de enigste vertrekken die verwarmd werden dus men bleef ’s-winters gewoon beneden bij de kachel zitten. Moeder zorgde voor de gezelligheid mee ’n tas koffie en ’n borreltje op zaterdag en zondag en men kwam de tijd wel door. Ook een goeie sigaar of een pijp hoorden er bij. In die tijd had schijnbaar niemand last van de rook.
Van alle hierboven genoemde kaartspellen was rikken toch wel het spel onder de spelen en dan vooral voor de mannen. Als de geest scherp was en de handen de kaarten vast konden houden kon men tot op hoge leeftijd doorgaan met kaarten.

Zo was erbij ons thuis een kaartclub van vier man, die elke week op woensdagavond bij een van de deelnemers thuis gingen rikken. Dus eens per maand kwamen de heren ook bij ons thuis. Pieter van Dam was erbij, Willem van Lamoen, Kees van Iersel en nog een vierde man waarvan ik me de naam niet meer herinner, mogelijk Marinus Witlox.
Wij als kinderen moesten dan op tijd naar bed, want er moest in de huiskamer gerikt worden en daar konden ze ons niet bij gebruiken. Het was natuurlijk vroeger naar bed dan anders, dus werd het wat donderjagen tot onze pa naar boven kwam om te zeggen dat het stil moest zijn.
Er werd serieus gekaart, om het spel, er moest uitgehaald worden wat er inzat. Om het geheel wat spannender te maken werd er gekaart om geld, maar om een gulden per avond te verliezen moest je wel heel kwaoi (slechte) kaart hebben. Het spel moest zoals gezegd gespeeld worden zoals het hoorde, eruit halen wat erin zit. Dus elk spel moest worden nagesproken, als jij dit had gespeeld en de ander die kaart dan het spel anders gelopen en hadden we meer slagen gehaald. Ook spellen van zo’n tien jaar geleden werden nog weleens doorgesproken, toen vielen de kaarten zo en dat had nu ook kunnen gebeuren. Het gebeurde zo heftig dat de kaartclub om één cent uiteen viel. Niet om de cent op zich maar omdat het spel niet gespeeld was zoals het hoorde, men kon het niet eens worden over de speelwijze. Het betekende het einde van de bovengenoemde kaartclub.

Nu eerst maar iets over de spelregels. Deze regels kunnen plaatselijk en per familie verschillen. Het spel wordt gespeeld met vier spelers en 52 kaarten.
Iedere speler krijgt dertien kaarten van de gever. Eerst drie maal twee kaarten en dan twee maal twee en een maal drie kaarten.
Na het eerste spel mogen de kaarten niet meer geschud worden. Men schuift de slagen bij elkaar en heft de kaarten. Heffen wil zeggen de ene helft kaarten over de andere helft kaarten heen tillen.
Nadat de kaarten gegeven en opgeraapt zijn kan het spel beginnen. De speler links naast de gever, mag het spel beginnen en zeggen wat hij gaat doen. Hij kan b.v. passen dan zijn, zijn kaarten niet zo goed. Hij kan ook zeggen, ik rik. De volgende spelers kunnen dit bod van – ik rik – overtreffen of passen. Bij een rik moet je met een maat samen zeven van de dertien slagen halen. De rikker kiest zijn maat naar aanleiding van de kaarten die hij in de hand heeft zodat hij van zijn maat steun kan verwachten. Hij kan b.v. met een hand goede klaveren, een aas met zes andere hogere klaveren, ruiten aas meevragen omdat hij zelf ook wel wat leuke ruiten in de hand heeft. En zo verwachten een goede rik te kunnen spelen samen met de maat die ruiten aas in de hand heeft.
Men kan b.v. ook beter rikken, acht of meer slagen alleen spelen of misere, bij misere mag geen enkele slag gehaald worden. Aan het eind van dit verhaal geef ik wat technische termen, het uitleggen van alle regels zou nu te ver gaan.
Vele kaartcubjes in allerlei samenstellingen volgden elkaar op. Zo was er eentje samen met Tinus Mutsaerts. Tinus Mutsaerts was een goede rikker die de nodige risico’s durfde te nemen. Met b.v. een ruiten aas met een enkele andere ruiten, dan durfde Tinus wel een rik aan, vaak ging het goed, maar had de gevraagde maat ook niet zo’n beste kaarten dan ging het mis. Later noemden wij dit een Musters Rikske.
Ook is er jarenlang een rikclubje geweest met de families Kouwenberg, van Hulten en van Iersel, Kreitenmolenstraat 106, 108 en 110. Ook de moeder van garagehouder Jozef van Beurden sloot zich bij dit clubje aan.
Waren er te veel deelnemers dan was dit op zich geen ramp , men ging gewoon om de beurt stil zitten. De stilzitter kan dan mooi even koffie of een borreltje inschenken.
Er werd wekelijks een kwartje per persoon uitgelegd voor een gezellig avondje. Mari van Hulten was penningmeester en stuurde zonodig een aanmaning bij achterstand van contributiebetaling. Zo kreeg onze pa een aanmaning van 25 cent waarop hij naar het postkantoor ging om deze per postcheque aan Mari van Hulten te betalen. De kosten hiervan bedroegen 50 cent en Mari kon op het postkantoor zijn kwartje ophalen.

Ook werd later op de Boterbloem opnieuw met de buren een kaartclubje opgericht samen met de fam. Van de Berselaar en Koenen. Ons moeder had hiervoor een potje met kleingeld staan, centen. stuivers, dubbeltjes en kwartjes. Een gokverslaafde heeft hiervoor twee keer met succes ingebroken, hij had immers kleingeld nodig voor de diverse automaten.
Natuurlijk waren er vele andere kaartclubjes in Udenhout en omgeving. Het was ook gebruikelijk om door te speulen (doorspelen) men speelde kaart van het oude jaar naar het nieuwe jaar.

Er werd ook in groter verband gerikt, zo was er een kaartgezeldschap V.O.O. wat betekent Vrienschap Onder Ons. Deze club kwam twee wekelijks op zaterdagavond bijeen bij cafe Boschlust aan de Schoorstraat, later bij d’n Hak aan de Slimstraat. Men speelde wel met tien of meer tafeltjes, dus met meer dan 40 leden. De inleg voor zo’n avond was 50 cent en een cent per gespeeld punt. Dus voor zo’n twee gulden of iets meer kon men de hele avond kaarten, de consumpties uitgezonderd. Op zo’n kaartavond was een controleur aanwezig om bij een meningsverschil als scheidsrechter te fungeren.
De secretaris stuurde twee wekelijks een uitnodiging om naar de kaartavond te komen.
Via loting werden de teams samengesteld en op voorgedrukte lijsten de punten genoteerd.
De speler met de meeste punten haalde de eerste prijs en mocht dus als eerste een prijs uit kiezen. Deze prijzen bestonden uit textiel , zoals lakens met slopen, thee en handdoeken enz.
Mijn vader kocht deze in bij een stiefnichtje die met textiel op de markt stond. Voor het kaartseizoen kwam deze nicht, Mien van Berkom Putters uit Oss, met haar man en marktwagen bij ons thuis langs en werden de inkopen gedaan.
De textielprijzen waren bijzonder intrek speciaal bij de minder draagkrachtige en de kaarters met grotere gezinnen.
’s-Zondags na de Hoogmis werd de kas van V.O.O. opgemaakt en de centen geteld. Van de overschot werd gespaard voor de jaarlijkse teerdag. Het menu bestond jarenlang uit een halve of hele haan.
Kees van Iersel was jarenlang secretaris penningmeester van V.O.O. en regelde ook de jaarvergadering en de jaarlijkse kascontrole. Een van de leden merkte tijdens de jaarvergadring op dat zo’n kascontrole niets voorstelde. Hij werd prompt benoemd in de kascontrolecommissie en kreeg als taak alles nauwkeurig te controleren.
De kas klopte maar de man moest honderden centen tellen. Deze waren hiervoor een heel jaar opgespaard. V.O.O. vergat ook de kinderen van de leden niet, dus Sinterklaas was een vaste gast bij cafe Boschlust, voor ieder kind zat een leuk presentje in de zak van Zwarte Piet.

Er werd ook in groter verband gerikt, zo is er een actie geweest voor pater Jos van Gorp.
Pater van Gorp kwam om de zoveel jaren vanuit de missie naar Udenhout op vakantie. Hij probeerde dan veel geld te verwerven om mee terug te kunnen nemen naar zijn missie in Congo. Zodoende werd er dus een groot rikconcours georganiseerd bij cafe Boschlust. De opbrengst was voor pater van Gorp.

Jarenlang heeft ook de voetbalclub SVSSS rikavonden georganiseerd om geld bij elkaar te sprokkelen voor het jaarlijkse jeugdkamp. Vanaf 1964 werd er drie jaar gerikt bij cafe de Weijer, en later ook bij de mensen thuis. Dit ging zo door tot 2005. In de beste jaren speelde men met 70 tafeltjes of wel met 280 deelnemers. Om de eerlijkheid en de sportiviteit te waarborgen waren er zo’n 30 controleurs in touw om de boel in de gaten te houden. Er waren jaren dat men om en nabij de fl. 1000.00 ophaalde. Maar er is ook al die tijd voor de gezelligheid gespeeld.

Ik beloofde u wat technische termen in het begin van dit verhaal, ik gebruik hiervoor de riklijst van kaartvereniging V.O.O.
Rikken 13 slagen 15 punten.
Rikken 8 slagen 4 punten, iedere slag meer 1 punt.
Aas teruggeven 7 slagen, 6 punten iedere slag meer 1 punt. (de maat doet niet mee)
Solo 8 slagen, 9 punten, iedere slag meer 3 punten. (alleen)
Missere 0 slagen, 12 punten. (alleen)
Evant dans 10 slagen, 18 punten, iedere slag meer 3 punten. (alleen)
Open misere 0 slagen, 24 punten. (de misere speler legt zijn kaarten open op tafel)
Solo slim 13 slagen, 36 punten. (alleen)

Bij het niet halen van het gebodene kreeg men strafpunten, welke van de voorpunten afgetrokken dienden te worden.

Nog wat algemene termen;
Kleur bekennen; men moest altijd kleur bekennen, kwam de eerste speler met klaveren uit dan behoorden de andere spelers, indien mogelijk, klaveren bij te leggen.
Verzaken, het niet doen van kleur bekennen.
Troef, de rikker maakt zijn beste kaarten troef, deze kunnen alle andere kaarten overtroeven. Ook kon men voor de hele kaartavond b.v. harten troef maken, dan behoefde hierover geen misverstand te bestaan.
Geven, het uitdelen van de kaarten.
De gevraagde aas, de rikker vraagt een maat mee, hij zegt dan b.v. harten troef met klaveren aas. De medespeler met klaveren aas in zijn hand is dan maat.
Troela, de speler met drie azen in zijn hand moet rikken de speler met de vierde aas is maat.
Kapot spelen, de kaarten kapot spelen b.v. bij pieken wil zeggen dat men door de aard van
het spel de kaarten niet bij elkaar houdt.
Piek, 1 slag halen, (alleen) bij V.O.O. niet toegestaan.

Rikken, een Brabants spel, veel gespeeld, maar door de moderne tijd misschien achterhaald,
maar het heeft ongetwijfeld zijn stempel gedrukt op de Udenhoutse samenleving. Jarenlange
vriendschappen of ruzie’s zijn er door ontstaan, het heeft de geest gescherpt, de koude
winteravonden verdreven door warmte en gezelligheid.

M. v. Iersel

Doop Tom van Iersel

Zondag 3 februari is tijdens een doopviering Tom in onze geloofsgemeenschap opgenomen. Pastoor B. Sturkenboom ging in deze viering voor. Tom is de zoon van Joost en Inge van Iersel en het broertje van Jelle.

Tijdens de viering werd een bijzonder mooi doopkleed gebruikt. Dit doopkleed is al 150 jaar in de familie. Hiermee zijn al verschillende kinderen gedoopt.Een doopkleed met veel dierbare herinneringen. Het was een knusse, gezellige en sfeervolle viering.

Wij feliciteren dit gezin met hun prachtige zoon.

Bron: Parochieblad St. Catharina Parochie Nijkerk. Jaargang 43 nr. 2 februari/maart 2008

Relaas bij het overlijden van Harrie van Iersel

RELAAS

BIJ

HET OVERLIJDEN

VAN
HARRIE VAN IERSEL

GEBOREN TE UDENHOUT
24 JANUARI 1907

ZOON VAN
JOSEPHUS VAN IERSEL
EN
MARIA HELENA ROODKLIF

OVERLEDEN TE UDENHOUT
14 JANUARI 1926

14 januari 1926 overleden te Udenhout;
Harrie van Iersel
en Piet van Drunen.

Heden den vijftienden januari negentienhonderd zes en twintig verschenen voor mij, Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente UDENHOUT:
Josephus van Iersel
oud negen en vijftig jaren, spoorwegbeambte
wonende te Udenhout vader van den overledene
en Gerardus van Drunen
oud negen en vijftig jaren , arbeider
wonende te Udenhout
die verklaarden, dat op den veertienden januari dezes jaars,
des namiddags ten vier ure, in deze gemeente is overleden:
Henricus Gerardus van Iersel
oud achttien jaren, timmerman
geboren en wonende te Udenhout
zoon van Josephus van Iersel voornoemd en van
Maria Helena Roodklif overleden.

Waarvan akte welke overeenkomstig de wet is voorgelezen.
J v. Iersel
G v Drunen J Vermeer

Heden den vijftienden januari negentienhonderd zes en twintig verschenen voor mij,
Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente UDENHOUT:
Gerardus van Drunen
oud negen en vijftig jaren, arbeider
wonende alhier vader van den overledene
en Josephus van Iersel
oud negen en vijftig jaren, spoorwegbeambte
wonende alhier
die verklaarden dat op de veertiende januari dezes jaars,
des namiddags ten vier ure, in deze gemeente is overleden;
Petrus Johannes van Drunen
oud zestien jaren, arbeider
geboren en wonende te Udenhout
zoon van Gerardus van Drunen voornoemd en van
Hendrika Witlox zonder beroep te Udenhout.

Waarvan akte, welke in overeenkomstig de wet is voorgelezen,
G v Drunen
J v Iersel J Vermeer

HET NIEUWSBLAD VAN HET ZUIDEN Vrijdag 15 januari 1926

UDENHOUT
Vreselijk ongeluk
Twee jongens verdronken.
Bij het schaatsenrijden op de zoogenaamde leemputten achter de Steenfabriek St. Joseph
Zijn gistermiddag drie jongens door het ijs gezakt. Een hunner de ongeveer 18 jarige A.H.
wist zich nog te redden. Echter de 19-jarige H. v. I. en de 17 jarige P. v. D. zijn jammerlijk
verdronken. Hunne lijken zijn eenigen tijd daarna opgedregd. De deelneming met dit smartelijk ongeluk is algemeen. De droefheid van de zwaar beproefde ouders laat zich begrijpen.

Tot zover de officiële versie van het verhaal.
Volgens mijn vader, Kees van Iersel, mocht Harrie van zijn vader Sjef van Iersel niet gaan schaatsen. Maar de baas waar hij werkte stuurde de jongens, wegens gebrek aan werk, naar huis. Met de mededeling “Ga maar schaatsen jongens”. Dat was tegen geen dovemansoren gezegd. Dus trokken ze met z’n drieën naar de Leemputten, alwaar ze in een wak reden.

De jonge Anton Haen wist nog uit het water te komen doch was niet bij machte de andere jongens te redden. Of hij dit geprobeerd heeft is niet bekend, geruchten gaan dat hij in paniek naar huis is gerend. Anna van de Ven Bertens, met wie de fam. goede contacten had, vertelde mij dat Anton Haen zo rond vier uur door de Kreitenmolenstraat kwam gerend met een stijf bevroren jas. De school was net uit. Mogelijk heeft de Udenhoutse bevolking hem dit kwalijk genomen, ook dit laatste is niet met zekerheid te stellen. Anton Haen is later naar Amsterdam verhuisd en is daar een bakkerij annex frituurzaak begonnen. Met mijn vader ben ik daar nog verscheidene malen geweest.


Anton heeft altijd een foto bij zich gedragen van zijn overleden kameraden en tot op hoge leeftijd verdriet gehad van dit gebeuren. Hij zei altijd tegen zijn kinderen; “had ik maar een touw bij gehad dan had ik de jongens misschien nog kunnen redden “. Helaas heeft dit niet zo mogen zijn.
In ieder geval heeft de familie van Iersel hem niets kwalijk genomen, getuige latere foto’s van mijn vader met Wim en Anton Haen.

Koningsschild

gilde_00013%20002

ter info:
Johannes van Iersel werd in 08-10-1849 koning van het gilde St. Sebastiaan te Udenhout. Op het koningsschild staat een schutter die de vogel neerhaalt. Als merkteken is een leeuwtje gebruikt met de toevoeging +2 , als jaartal is genoemd 1851, de initialen geven J.v.I. aan. Het schild is gemaakt door de heer van Roosmalen uit ‘s-Hertogenbosch. De tekst op het koningsschild luidt; Joh. van Iersel, boerenknecht, schiet den vogel regt, en nu ook wedeman schenk het vogeltje zo hij kan.