Roodklif

De familie Roodklif die op deze site voorkomt, vind haar oorsprong in Friesland en wel het Gaasterland.
Het was een vissersfamilie die viste op de Zuiderzee vanuit de haven van Laaxum. Laaxum ligt aan de zuidwest zijde in de omgeving van Scharl en Warns. Aan de zuidwest zijde bevonden zich drie kliffen, dit zijn natuurlijke kleileem hoogtes die het achterland beschermden tegen de Zuiderzee.
Jochem Loofs wonende te Scharl neemt bij de burgemeester van Stavoren in 1811 de naam Roodklif aan. Zijn zus wordt later nog begraven te Stavoren onder de naam Vissers.
Geert Jochems Roodklif komt via de Mobiele Friesche Schutterij naar Brabant i.v.m de mogelijk afscheiding van België in 1831. Hij ontmoette in Brabant de Oisterwijkse schone Agnetta Hendriks.
Dit paar vormde het begin van een tak Roodklif in Oisterwijk en omgeving. Nu leven er zo ver mij bekend nog maar twee mannelijke Roodklifs in Nederland, die beide twee dochters hebben.

Van de wiel

De familie van de Wiel die in deze site voorkomt behoort tot de oudste families van Oisterwijk. Zie het boek anderhalve eeuw Oisterwijk van W. de Bakker. De naam is waarschijnlijk ontleend aan een oude boerderij die de naam Wiel droeg. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de naam is ontleend aan een wiel dat is ontstaan naar aanleiding van een dijkdoorbraak

Scholtze

De familie Scholtze die in deze site voortkomt stamt uit Braunschweig Duitsland. In de roerige jaren van zo rond 1790 trokken talrijke huurlegers door Europa. Zo ook ene Coenraad Schultze, hij huwde te Woerden 25 februari 1798 met de Udenhoutse Maria Schoenmakers. In de huwelijksakte staat vermeld dat Coenraad kanonnier was in de 4de compagnie van het alhier garnizoen houdende bataljon artillerie.

In het streekarchivaat van Oisterwijk vond ik dat Jan Coenraad Scholtze kanonnier was in het 2de bataljon artillerie in de 4de compagnie van kapitein Probsting in dienst van de Bataafsche Republiek.
Later werd deze Jan Coenraad Scholtze bode voor de gemeente Udenhout. Vervolgens heeft de familie Scholtze jarenlang van generatie op generatie de posterijen van Udenhout verzorgd.

Van Iersel

De naam van Iersel duidt op de herkomst van de plaats Eersel. Dit komt bij veel ‘van namen’ voor zoals in de kwartierstaat voorkomende namen als van Dongen, van Tilburg, van Helvoirt enz.

Historische verklaring voor de naam Eersel.

In 712/713 geschiedde een schenking door een zekere Engelbert aan de Heilige Willibrord, welke schenking door de Abdij van Echternach in Luxemburg werd overgenomen. Zij bestond uit drie hoeven met een zaal(huis), een kleine hoeve en drie slaven met hun vrouwen en kinderen. De plaats wordt omschreven als Eresloch in het land van Taxandrie. Voor Eresloch of Ereslo wordt geen enkele naamsverklaring gegeven wat betreft Eres-, terwijl men voor -lo aanneemt een open plaats in een bosrijke omgeving.

Later heeft men de uitgang -sel willen verklaren met sala, het Romeinse voor zaal, huis, maar door wetenschappers is deze verklaring afgewezen.
Eersel behoort tot ‘De Acht Zaligheden’in de Brabantse Kempen. De uitgang -sel wordt soms als denigrerend ervaren, misschien ook wel door de uitspraak vorm als sul.

De overgang van de ee klank in de naam Eersel, naar de ie klank, in de naam van Iersel, is dialectisch goed te verklaren. In het Kempisch dialect kent men geen echte ee klank maar ook geen echte ie klank, maar iets daartussen in. Vreemden verstonden deze ee/ie klank als ie en schreven dan ook een ie, dus zo ook in van Iersel.

In de archieven van Antwerpen komt de naam van een Eerselse abt van de St Michielsabdij voor, geschreven als Mattheus Yerselius, Mattheus van Iersel dus.

Van Tiel

De van Tiels in deze site dragen een zogenoemde herkomst of van naam. Hun oorsprong is te vinden in het Betuwse stadje Tiel.
Ene Rudolphus Jansen Clompers overleden te Zeeland Nbr in 1725 huwt in 1692 te Herpen met Maria Gerits van Thiel. Precies 300 jaar later in 1998 hoorde ik ene Van Tiel vertellen dat zij anders zouden moeten heten. In de archieven vond ik toen deze akte. De Van Tiels zouden volgens goed gebruik de naam Clompers hebben moeten dragen. De kinderen van vernoemd echtpaar kregen de naam van moeder mee.

Martinez

De naam van deze website is ontleend aan de broer van mijn moeder, als eerbetoon. Adrianus Scholtze geboren te Rijen 27 mei 1906. Als zoon van Martinus Scholtze en Petronella Kin. Bij zijn intrede bij de fraters van Tilburg wilde hij de naam frater Martinus aannemen als eerbetoon aan zijn te jong overleden vader. Helaas was er al een frater Martinus binnen de congregatie, zodat zijn kloosternaam Martinez werd.

Over de heilige St. Martinus die zijn mantel deelde met een arme bedelaar wil ik u het volgende vertellen.

Martinus

Martinus (316-397) werd geboren in Hongarije en diende in het Romeinse leger. Toen hij achttien was, liet hij zich dopen. Hij werd monnik en stichtte in Frankrijk verscheidene kloosters. In 372 werd hij gekozen tot bisschop van Tours. Daar werd hij op 11 november begraven. Martinus werd om zijn liefdadigheid al spoedig vereerd. Zijn tijdgenoot Sulpicius Severus schreef een leven van de heilige. Daarin wordt verteld hoe Martinus als Romeins soldaat voor de poorten van Amiens een bedelaar tegenkwam, die het koud had. Martinus trok zijn zwaard, sneed zijn rode mantel in tweeën en schonk een helft aan de bedelaar.
Martinus werd onder andere patroon van de armen.
De verering van Martinus bleef niet beperkt tot Frankrijk, waar enkele duizenden kerken aan hem gewijd zijn, maar verspreidde zich over heel Europa. In Nederland zijn er enkele tientallen Sint-Maartenskerken en of Martinuskerken.

Udenhout

Men mag de familie van Iersel wel een echte Udenhoutse familie noemen, vele generaties van Iersel woonden en werkten in Udenhout en omgeving. Enkele generaties van Iersel woonden in Tilburg en directe omgeving maar in 18 april 1864 vestigt Peter van Iersel zich vanuit Berkel naar Udenhout. Tot op dit moment bleven de opeenvolgende generaties in Udenhout wonen.

Omdat Udenhout geen eigen parochiekerk had, diende men zich voor dopen en trouwen te vervoegen bij de pastoor van de Petruskerk te Oisterwijk. Pas in 1723 kreeg Udenhout zijn eigen parochiekerk. De van Iersels woonden dus in Udenhout en niet in Oisterwijk.

Via de stamreeks komen we tenslotte uit bij Jan van Eersel, (niet in de rechte lijn) ook genaamd Jan Stijnen, zijn zoon Jan beurde een pacht uit land aan de Hoeghe Brake in die Laersche ackeren in Westilborch. Aert Jansz van Iersel heeft een huis aan de Groenstraat en beurt een rogpacht uit een huis in den Kudel in Udenhout anno 1444.

In de kwartierstaat blijken naast de familie van Iersel talrijke andere verwante families uit Udenhout te komen.

In 1648 is de vrede van Munster gesloten. Brabant behoorde tot de generaliteitslanden. Het Rooms Katholiek geloof mocht niet meer in het openbaar worden beleden. Ook de kapel in Udenhout viel ten prooi aan de Nederduits Gereformeerden.
Voor het sluiten van een wettelijk huwelijk moest men naar de dominee in Oisterwijk. Vandaar dat in de kwartierstaat verschillende Udenhoutse paren in Oisterwijk huwden.

Het is aannemelijk dat de naam Udenhout een verwijzing is naar de natuurlijke gesteldheid ter plaatse. Het tweede woorddeel ‘hout’ verwijst naar bebossing. Het eerste woorddeel ‘uden’ werd in het begin van de lokale geschiedenis anders geschreven. In de schenkingsakte van de hertog van Brabant aan de abdij van Tongerlo van 1232 wordt gesproken van ‘Odenhout’. In de schenkingsakte van de hertog van Brabant aan de heer van Hoorne van 1269 staat geschreven ‘Eudenhout’. De ‘e’ staat er wellicht ter verlenging van de klinker. Er staat dus ‘Uudenhout’.

De verhalen van een zekere graaf Udo die daar bosgebieden zou hebben aan het ende van het hout blijken zeker niet te kloppen er is immers nooit een graaf Udo getraceerd.

Voor verdere informatie over Udenhout, zijn oorsprong en ontwikkeling verwijs ik u naar het boek
“Over d’n Unent” gemeente Udenhout 200 jaar zelfstandig, een uitgave van Stichting Heemcentrum
’t Schoor’.

Geschiedenis van Bakhuizen

In 1412 komt de naam voor als Backhysen. Het zal zijn naam te danken hebben aan de Friese mansnaam Bakke, ook wordt de naam vermeld als Baccahuzen. Als streek naam kan de naam mogelijk veel ouder zijn, het “Bakhusterheech”, een 7 meter hoge keileem heuvel deel uitmakend van het Mirnser klif en “Bakhusterwad”, een wadden gebied globaal gelegen tussen Bakhuizen en Warns dat met de aanleg van de eerste bekende zeedijk tussen Mirns en Laaksum is ingepolderd. Wanneer dit is geweest is niet bekend, het aanleggen van zeedijken in Friesland is bekend vanaf het jaar 800. De laatste sporen van deze âld dyk zijn in de jaren 70 van de vorige eeuw door ruilverkaveling helemaal verdwenen De eerste bewoning was mogelijk op “de Burde”, wat buurt en of water kant kan betekenen, waterkant dus het einde van het klif. Men woonde op de hoger gelegen stukken land wat gebruikt werd voor de landbouw en het lage land “zomerland”, meer voor het houden van vee en als hooi land in gebruik was. En op de grens bij het water ontstond een buurt. Tegenwoordig is “de Burde” het bedrijventerrein. Na de aanleg van de zeedijk was de weg naar zee afgesloten en ontstond er een Bakhuizen meer op de tegenwoordige plaats met de “Bakhusterfeart” als waterweg. Het was mogelijk een zijl die in de loop der jaren geschikt gemaakt is voor het gebruik van schepen. Bakhuizen had tot in het begin van de vorige eeuw veel Skutsje schippers. Vanaf 1412 is er een Rooms katholieke kerk in Bakhuizen, behorend bij het Benedictijner (Odulphus) klooster in Stavoren. Na de Reformatie was het Rooms katholieke geloof verboden en was er geen kerk meer in Bakhuizen. In de jaren 1630 en 1657 was op Elfbergen bij Oudemirdum een schuilkerk. Ook in een korenmolen tussen Bakhuizen en Hemelum werd er kerk gehouden, nu nog bekend als de “Mole Polle”. Na 1663 is er weer een R.K. kerk en werd Bakhuizen een vrijwel Rooms Katholieke gemeenschap. De bewoners leefden van de landbouw en de visserij die na aanleg van de dijken zich verplaatste naar Mirns. In het jaar 1744 hadden Mirns en Bakhuizen samen 286 inwoners en in 1749, 254, dat waren 67 gezinnen, 167 personen van 12 jaar en ouder en 87 kinderen tot 12 jaar. Tot 1955 was Bakhuizen samen met Mirns 1 dorp. Wanneer en waarom dit is ontstaan is niet bekend.

bakhuizen

Foto van het dorp Bakhuizen.

 

Geschiedenis van Laaksum

Men is het er niet over eens of Laaxum als een dorp moet worden beschouwd dan wel – net als Scharl – als een buurtschap van Warns. Laaxum is wel beschreven als het kleinste vissersdorpje van Europa.
Laaxum werd in 1325 Laxnum en in 1487 Laexum genoemd. In 1345 kwam een legertje van graaf Willem IV van Holland onder andere bij Laaxum aan land om de Friezen te bevechten, hetgeen leidde tot de Slag bij Warns. In 1718 stonden er acht huizen in de buurtschap en in 1851 zes. Aan het begin van de twintigste eeuw was Laaxum een plaatsje met zestien huizen en twee boerderijen, waarin samen meer dan honderd mensen woonden. Tegenwoordig staan er elf huizen en één boerderij.
Rond 1500 stond Laaxum al bekend vanwege visserij op bot op het Vrouwenzand, een ondiepte in de toenmalige Zuiderzee langs de zuidrand van Friesland. In 1680 wordt vermeld dat de bewoners van de buurtschap zich bezig hielden met palingvisserij. Na de bouw van de Afsluitdijk zakte de visserij in Laaxum in. Er werd nog enige tijd op paling gevist, maar dat bleek niet rendabel. Bij de haven van Laaxum staat nog de Hang, het gebouwtje waar eertijds haringen werden gezouten en gerookt. Deze werden als Lemster bokken veelal naar Duitsland geëxporteerd.

laaksum
Laaksum nabij het haventje.